Monthly Archives

maart 2021

Jeugdherinnering: Alleen zijn of was ik eenzaam!

By | Geen categorie | No Comments

Eind januari 1971
Daar lig ik dan, alleen in mijn bed, de dekens lekker warm over me heen en toch heb ik het koud. Wat zag de wereld er anders uit, een week geleden nog, toen er nog niets aan de hand was. Met mijn vriendinnen was ik aan het verzinnen welke outfit het dit jaar met carnaval zou worden. We waren er nog niet helemaal uit, maar nu, nu wordt mij niets meer gevraagd. Ze zijn er vast nog druk mee, want hier zijn ze niet, liever ook niet. Ik zou niet willen dat ze me zo zouden zien. Als ik aan ze denk voel ik een steek van jaloezie, waarom zij wel en ik niet meer.

Vorige week…
Toen was mijn broer Jan er nog en zomaar van de een op de andere dag is hij dood gegaan. Het stomme is dat ik nog precies weet wat ik aan het doen was, toen dat ene telefoontje kwam wat alles veranderde. Zo stom dat ik nog weet dat ik mijn schoenen aan het strikken was, dat slaat toch nergens op. Als ik eraan terugdenk voel ik een heftige steek in mijn buik, rillingen over mijn rug en dat terwijl ik lekker warm onder de dekens lig. Ik draai me snel op, misschien verdwijnt dan het nare gevoel. Aan dat ene moment wil ik echt niet terugdenken en nog minder aan het moment dat mijn vader thuiskwam en helemaal huilend in elkaar zakte. Nee, niet aan denken , niet aan denken, niet aan denken.

Ik doe nu echt vreselijk mijn best om aan iets anders te denken, probeer te luisteren naar de geluiden beneden. De hele dag is er al bezoek, de gordijnen zijn dicht en er hangt een grafstemming. Leuk woord trouwens, wie dat bedacht heeft, mag hier beneden gaan kijken nu. De begrafenisondernemer zit binnen. Over grafstemming gesproken, stiekem moet ik lachen, maar ik ga nu echt niet naar beneden. Van die meneer krijg ik opnieuw rillingen over mijn rug, misschien wel omdat hij me herinnert aan twee jaar terug. Toen ging mijn mama dood en hoorde ik precies diezelfde stem als nu beneden. Weet nog wel dat ik hem toen best aardig vond. Hoe kon ik hem toen aardig vinden, was zeker nog een dom gansje wat er niets van begreep.

Wat zal ik nu doen, want ik wil niet langer hier boven in bed liggen. Ik verveel me dood! Waar komt die uitdrukking trouwens vandaan. Als je dood bent kun je niets meer, niet bewegen, niet praten, niet denken. Ja ik wilde dat ik niet meer kon denken!! Wat zou ik graag gewoon kletsen over carnaval en op zijn minst weten wat mijn vriendinnen afgesproken hadden. Niemand die het zou merken als ik nu stiekem weg ging van huis, zeker weten. Toch maar niet, vriendinnen zouden het “raar” vinden als ik kwam. Dan zou ik moeten vertellen, maar wat zeg je dan. Stel dat ik dan zou gaan huilen, helemaal suf. Nee, blijf maar thuis, hierboven in bed liggen. Zal ik dan maar gaan schrijven in mijn dagboek. Wat schrijf je dan: Hallo dagboek, onze Jan is doodgegaan. Gertver.. stel dat iemand dat gaat lezen. Mijn broer Jan is overleden en iedereen zegt gecondoleerd. Nee, dat klinkt al helemaal niet. Ik schrijf gewoon helemaal niets op en draai me weer om, met mijn gezicht naar de muur. Waarom stoppen al die rotgedachtes in mijn hoofd niet, waarom voel ik me zo slecht, waarom heb ik zoveel waarom vragen. Waarom stel ik ze niet.

Waarom stel ik ze niet?
Dat kan ik je wel vertellen. Wie begrijpt mij nu? Ik schaam me omdat ik aan carnaval denk terwijl hier beneden zoveel verdriet is. Als ik beneden ben, voel ik dat mijn keel dicht gaat zitten en krijg ik geen woord gezegd. Soms zou ik willen dat ik dood gegaan was en niet onze Jan, want dan was ik weer bij mijn mama terug. Zij is al twee jaar dood en ik mis haar erg. Zou ik dan samen met haar geweest zijn? Nu voel ik me weer schuldig dat ik liever bij haar was en niet bij de rest van ons gezin, terwijl iedereen nu verdrietig is, en onze vader het allermeeste. Daarom zeg ik niets, blijf ik alleen met al deze gedachtes, waar ik zelfs vannacht al wakker van gelegen heb. Nu ril ik ervan, als ik niet oplet ga ik huilen en dat wil ik niet, niet nu. Gooi de dekens van me af, zelfs mijn eigen kamer is niet fijn meer. Even goed luisteren of ik nog stemmen hoor beneden, want dan blijf ik boven. Gelukkig, het lijkt wat stiller te zijn, misschien toch maar even om het hoekje kijken. Op mijn sokken loop ik stilletjes de trap af, probeer onzichtbaar te blijven. Aa… er zit toch bezoek, had het kunnen weten. Ze kijken om naar mij, stilte… ik voel me ongemakkelijk, maar er is geen weg terug. Iemand zegt “‘ He, daar hebben we de kleine meid ook”. Mijn hoofd wordt rood en ik sta zenuwachtig wat heen en weer te bewegen, terwijl ik naar mijn sokken kijk. Hoe kom ik weg was het enige wat ik nu kan denken. Toch klonk de stem lief, bezorgd en eigenlijk wist ik meteen wie het was, daardoor moest ik bijna huilen. Het was onze huisarts, dr. Halewijn en hem vind ik echt de liefste huisarts die je maar kunt wensen. De uitnodiging om erbij te komen nam ik dan ook graag aan. Voorzichtig ging ik zitten op de rand van de stoel van mijn vader, de plek waar ik vaker zat. Alleen nu durfde ik dat niet goed.
Terwijl ze verder praatte dacht ik aan een fijne herinnering, toen ik ook daar zat en de huisarts er was. Toen droeg hij een sjaal met paarden en die vond ik zo mooi dat ik maar bleef kijken. Hij moest er om lachen en daarna vroeg hij of ik zijn sigaar aan wilde steken. Natuurlijk wilde ik dat doen. Hij keek me tevreden aan en zei: “Dat doen jongens nu eenmaal graag”. Misschien raar als je weet dat ik een meisje ben, maar met vier broers boven mij hoorde ik er nooit helemaal bij. Dus deed ik vaak mijn best om op een jongen te lijken, waar ze me vrolijk mee pestte. Mijn haar had ik al korter laten knippen als de meeste meisjes in de klas. Nu had ik voor het eerst succes… De huisarts zag me, zoals ik op dat moment graag gezien wilde worden.